Stel dat er vannacht een wonder gebeurt en dat de aanpak van en samenwerking rond huiselijk geweld morgen helemaal verloopt zoals we beogen. Hoe zou dat er dan uit zien? Dat we ouders en hun kinderen kunnen helpen om hun weg (weer) te vinden in het leven. Ik droom hierover. Wat zou ik graag zien dat we gezinnen waar huiselijk geweld plaatsvindt, goed kunnen helpen. Dat we geweld kunnen stoppen. Want wat heb ik een schrijnende verhalen gehoord van ouders en van kinderen, die hiermee te maken hebben of hebben gehad. 

Huiselijk geweld is zo’n vraagstuk waar iedereen meteen van zegt “O, dat is wel heel moeilijk en ingewikkeld”. En van de samenwerking rond dit thema stellen onderzoekers keer op keer vast dat die slecht loopt. Een typisch “taai vraagstuk”, weerbarstig en moeilijk aan te pakken. Maar stel nu dat het wonder gebeurd is, wat zouden “we” met z’n allen dan anders doen. De wondervraag stellen we soms in de hulpverlening aan cliënten. Als het gaat om de samenwerking rond huiselijk geweld zouden we onszelf die vraag ook eens moeten stellen. Ik denk dat er vele antwoorden op mogelijk zijn. Sterker nog, ik denk dat we al die verschillende antwoorden nodig hebben om dit complexe vraagstuk op te lossen. 

In het onderzoek De handen ineen! zijn we aan de slag gegaan met de samenwerking tussen professionals uit verschillende organisaties, ouders en kinderen rond huiselijk geweld. In een participatief actieonderzoek zijn we samen met mensen die met huiselijk geweld te maken hebben gehad en met professionals aan de slag gegaan om oplossingen te vinden voor dit taaie vraagstuk. Dat was een uitdagend, soms ronduit frustrerend, maar uiteindelijk ook een heel leerzaam proces. Het onderzoek was een zoektocht. Die begon met vragen, zoals: Waar beginnen we nu met het ontrafelen van dit vraagstuk? Hoe bouwen we voort op wat er al is? Deze zoektocht bracht ons langs stevige knelpunten, zoals het gebrek aan een gezamenlijke analyse van en plan van aanpak voor de gezinssituatie en de afwezigheid van gezinnen bij multidisciplinair overleg. De zoektocht heeft een aantal concrete opbrengsten opgeleverd, die direct in de praktijk gebruikt kunnen worden. Zo is er een gespreksleidraad voor multidisciplinaire overleggen ontwikkeld. Ook is er een praatplaat voor cliënten gemaakt om hen beter te positioneren in het proces en te helpen een actieve rol in te nemen. 

De eerste stappen zijn gezet. Daar zijn we – samen met de deelnemers aan het onderzoek – trots op. Tegelijkertijd realiseren we ons dat er nog een weg te gaan is. Lang niet alle vraagstukken rond de aanpak van huiselijk geweld zijn opgelost. Maar, als we samen blijven leren, zoals dat in ons participatief actieonderzoek gebeurde, dan durf ik te dromen over een samenwerking die gezinnen waar huiselijk geweld speelt, ten goede komt. Dan zijn we samen – onderzoekers, professionals uit de praktijk en mensen die met huiselijk geweld te maken hebben – bezig te leren hoe we de aanpak van huiselijk geweld steeds weer kunnen verbeteren. Wie draagt bij aan het verwezenlijken van deze wondervraag en denkt mee over een mogelijke volgende stap?