Wat is de toekomst van het hoger beroepsonderwijs? De verenging hogescholen schreef er een manifest over, met het oog op de aankomende verkiezingen. Het doel van het manifest is aandacht voor het hoger beroepsonderwijs. En dan met name voor de noodzaak om erin te investeren in plaats van erop te bezuinigingen. Goed onderwijs is immers hét vehikel naar het Nederland van morgen. Hans Nederlof reflecteert op punt 7 uit het manifest, dat gaat over praktijkgericht onderzoek.

‘Wat maakt het hoger beroepsonderwijs nou het hoger beroepsonderwijs? Dat zit hem in de verbinding die wij elke dag weer maken met de maatschappij. Wij werken altijd vanuit een actueel maatschappelijk vraagstuk. Een vraagstuk van een commercieel bedrijf, de overheid of van een andere instelling. De toegevoegde waarde hiervan is groot, daarom willen - en moeten - wij ons hiervoor blijven inzetten. Helaas zijn er op dit moment ontwikkelingen die belemmerend werken.  

De eerste ontwikkeling is het LLO. Alles wijst erop dat het LLO een wettelijke taak van het hbo wordt. Wat onderscheidt het hbo van een commerciële instelling die zich inzet voor een leven lang ontwikkelen? Praktijkgericht onderzoek. Dus als wij LLO erbij krijgen als wettelijke taak en daar gas op geven, vraagt dat iets van ons praktijkgericht onderzoek. De druk loopt op. Vanuit een tweede ontwikkeling loopt die druk ook al op: binnen het hbo zijn wij steeds meer praktijkgerichte masters aan het ontwikkelen. Masters waar praktijkgericht onderzoek onderdeel van is en waar dus bekostiging voor nodig is.

Tot voor kort was de bekostiging voor dit praktijkgerichte onderzoek zo ingericht dat het is gekoppeld aan studentenaantallen. Dat lijkt logisch: veel studenten, veel geld. Weinig studenten, minder geld. Maar in de praktijk werkt dat niet. Want als je kijkt naar de demografie in Nederland, dan zie je dat die dalend is. Zoals het er nu uitziet, krimpt onze primaire doelgroep tot 2031 met 10%. In hoe de bekostiging was geregeld zou dat consequenties hebben voor ons budget, die zou meekrimpen.  

Maar die krimp zouden wij niet kunnen opvangen. Het is namelijk zo dat 4% van ons macrobudget bestemd is voor praktijkgericht onderzoek. We zien dat dat eigenlijk niet genoeg is om de basis te onderhouden, om de infrastructuur die nodig is voor onderzoek in stand te houden. Dan heb ik het over de aanstelling van een lector en ondersteuning. Het gaat dan niet eens over onderzoeksgroepen. Als in de loop der jaren onze studentenaantallen krimpen, krimpen onze middelen mee en komen we in de knel. Want het is natuurlijk niet zo dat we door die krimp minder onderzoeksinfrastructuur nodig hebben. Daarom zijn wij ongelooflijk blij dat die 4% in de begroting voor 2026 in de vaste voet bekostiging wordt gezet. Daarmee is de basis van ons praktijkgericht onderzoek geborgd.  

Wel zijn er nog genoeg andere uitdagingen. De cyberbeveiligingswet en de NIS2-regelgeving die we daarvoor moeten implementeren, de screeningwetgeving voor kennisveiligheid en de bezuinigingen van € 6 miljoen waar we in 2025 mee te maken kregen. Conclusie: we moeten meer doen, met minder geld. Dat wordt steeds ingewikkelder.  

Voor het praktijkgericht onderzoek werd dat al eerder gezien. Een aantal jaar geleden is er op verzoek van het ministerie onderzoek gedaan. In hoeverre is dat macrobudget nou toereikend voor hogescholen? De uitkomst was dat de middelen voor praktijkgericht onderwijs ver onder de maat waren. Dankzij een bestuursakkoord hebben we toen extra budget gekregen. Heel fijn, al was het lang niet zoveel als we wilden. Bovendien was de toezegging tijdelijk, het budget loopt tot 2031.  

Daarom pleit ik nu voor extra budget. Als wij met de hogescholen ons praktijkgericht onderzoek willen versterken om daarmee de maatschappij vooruit te helpen, hebben we zo’n € 250 miljoen per jaar extra nodig. Anders kunnen we met ons praktijkgerichte onderzoek niet voldoen aan onze maatschappelijke opdracht. Dan kunnen we de verwachtingen niet waarmaken die de politiek, het bedrijfsleven, instellingen en de overheid van ons hebben. Hartstikke jammer, want juist onze verbinding met maatschappelijke problemen koesteren wij en willen we blijven koesteren. Maar dan moet er wel geld voor zijn.’

Praktijkgericht onderzoek is een belangrijk thema in het manifest. De wens die er wordt uitgesproken is meer budget voor praktijkgericht onderzoek om te blijven voldoen aan de vraag en verwachtingen vanuit de maatschappij. Hans Nederlof zit in het College van Bestuur van De Haagse Hogeschool.