In living labs leren studenten in de praktijk, werken ze met de allernieuwste technieken én leveren ze een wezenlijke bijdrage aan oplossingen voor morgen. En dat ook nog eens samen met studenten en professionals uit verschillende vakgebieden. Als je het zo bekijkt, is een living lab een regelrechte snoepwinkel voor een opleiding. Maar organisatorisch is het een ander verhaal, waardoor labs en opleidingen in de praktijk vaak niet op elkaar aansluiten. Daarom is docentonderzoeker Eveline Kapteijn voor ons op zoek: hoe kunnen we deelname van studenten aan living labs beter stroomlijnen?

Kennis opdoen voor de hele sector

‘Inhoudelijk veranderen de curricula van opleidingen regelmatig, maar aan praktijkleren is de afgelopen decennia niet veel veranderd. Zo kan het dat studenten nog steeds bij de meest stoffige bedrijven kunnen stagelopen en vrijwel niets nuttigs leren. Dat kan en moet volledig anders’, vindt Eveline. Zij houdt zich al jarenlang op verschillende manieren bezig met onderwijsvernieuwing, vooral voor financiële opleidingen. ‘Ik ben heel enthousiast over de opkomst van living labs. Prachtig dat studenten in multidisciplinaire teams aan de slag kunnen met innovatieve vraagstukken, en zo meewerken aan baanbrekende ontdekkingen. Ze dagen op die manier niet alleen zichzelf uit, maar de hele sector. De kennis die ze opdoen, nemen ze immers ook mee naar toekomstige werkgevers. Het enige dat in de weg staat, is dat deelname aan living labs nog niet zo toegankelijk is. Er zijn nog te veel obstakels om alles uit labs te halen wat erin zit.’

Frictie tussen oud en nieuw

Eveline onderzoekt in acht labs waar de moeilijkheden liggen. ‘Een van de factoren waardoor labs en opleidingen nog niet goed op elkaar aansluiten, is tijd’, vertelt ze. ‘Specifieke blokken voor stages, afstuderen en minoren sluiten niet als vanzelf aan bij de benodigde tijd voor onderzoek. Zo is het vaak lastig om het gezamenlijk geleerde in een living lab te borgen. En je wilt niet met iedere groep minorstudenten weer bij nul beginnen. Een andere factor is dat opleidingen vaak eisen stellen waaraan niet elk lab kan voldoen. Zo is een eis soms dat de stage in opdracht is van een bedrijf, en zo werkt het in labs vaak niet. Natuurlijk kun je wel creatief met die regels omgaan, maar dat kost veel tijd en heeft niet altijd het gewenste resultaat.’

Kritischer kijken, flexibeler handelen

Praktijkleren is wat Eveline betreft aan een grote transitie toe. ‘Het lijkt me goed als we samen heel kritisch kijken: wat willen we studenten nu écht meegeven? En ook: wat heeft de samenleving écht nodig? En dat we vanuit die ‘learning outcomes’ flexibeler gaan kijken naar de vorm waarin we die uitkomsten kunnen bereiken. Daar is cocreatie voor nodig: niet alleen onderwijsinstellingen moeten anders gaan kijken naar praktijkleren, maar het bedrijfsleven ook. Niet alleen van studenten verwachten dat ze een opdrachtje uitvoeren, maar bereid zijn om stevige banden aan te gaan en samen langetermijndoelen te bereiken voor de sector. En uiteindelijk natuurlijk ook voor de wereld.’

Inspiratie opdoen?

In haar zoektocht naar knelpunten en doorbraken is Eveline iets interessants op het spoor: opvallende innovatieve labs die de huidige curricula overstijgen. Zij gaat in gesprek met mensen achter deze labs tijdens de lunchmeeting ‘Living Labs als tool voor innovatief onderwijs’ op 11 april.